De sage van de Torre del Oro, Gouden Toren in Sevilla

Hoe de Torre del Oro in Sevilla aan zijn naam komt.


DE SAGE VAN DE GOUDEN TOREN IN SEVILLA

De Torre del Oro in het Nederlands de Toren van het Goud deze toren in de stad Sevilla aan de  rivier Guadalquivir, Paseo Cristóbal Colón. De Torre del Oro dateert uit de 13e eeuw. Toen de Sevilla de hoofdstad was van de Almohaden, bouwden zij twee bouwwerken en dat was Torre del Oro en de Giralda.

 

Iedereen die de Spaanse stad Sevilla heeft bezocht zal zeker de prachtige paleizen en kerken gezien hebben maar ook de tien kantige toren “ DeTorre del Oro” een toren met de kleine vensters aan de Paseo Cristóbal Colón aan de rivier Guadalquivir dat door het volk de gouden toren wordt genoemd. Deze naam 'Gouden Toren' is afkomstig uit de glorietijd van Andalusië. Dit was de tijd dat de Spaanse schepen volgepakt uit de Spaanse koloniën binnenstroomden in de Andalusische stad Sevilla en hier werden de schepen gelost en diende de toren als opslagplaats. Torre del Oro was ook een tijd een gevangenis, kapel, en nu dient het als maritiem museum (Museo Naval de Sevilla) In 1760 werd hij verbouwd en kreeg hij er een klein torentje bij.


Booking.com

Torre del Oro, deze naam houdt de herinnering levend aan een treurige geschiedenis, die zich afspeelde in de tijd dat het gebied werd geregeerd door koning Pedro, die met recht de bijnaam "de wrede" droeg. Zijn straffen waren meedogenloos en onrechtvaardig, hij maakte daarbij geen onderscheid tussen het eenvoudige volk en de adel, en wee degene, die zich tegen zijn wil durfde te verzetten.

 

In die tijd leefde in Sevilla ook Doña Juana, die vermaard was door haar schoonheid. Haar gouden haren bezong men niet alleen in Andalusië, maar ook in Granada en Estremadura, het was dus geen wonder dat koning Pedro deze mooie Juana wilde leren kennen.

 

Wanneer en waar hij haar de eerste keer ontmoette, dat vertelt de legende niet, maar wel, dat hij onmiddellijk in liefde en hartstocht voor haar was ontbrand.

 

Hij kon niet meer slapen, het eten smaakte hem niet meer, aan niets anders dacht hij, dan hoe hij de goudharige schone zou kunnen bezitten, desnoods tegen haar wil.

 

Maar reeds bij hun eerste ontmoeting moet Doña Juana hem te verstaan hebben gegeven, dat zijn hofmakerij en zijn vleiende woorden geen indruk op haar maakten en dat zij haar man trouw bleef, zoals een goede echtgenote betaamt.



Maar daarover maakte deze koning zich geen zorgen! Juana's man stuurde hij de oorlog in, die hij juist aan het voeren was, en reeds de volgende dag wilde hij, opgetuigd als een bonte pauw, zijn opwachting bij de schone vrouw maken.

 

Hoe groot was echter zijn verbazing, toen zijn gerechtsdienaren hem meldden, dat Doña Juana in het klooster was gegaan waar ze net zo lang zou blijven, tot haar gemaal uit de oorlog zou terugkeren.

 

Pedro raasde en tierde, want zelfs hij, de koning, had geen toegang tot het klooster, behalve door middel van geweld.

 

Denk maar niet, mijn duifje, dat je mij zult ontgaan, dacht hij bij zichzelf, en van gedachte naar daad was het nog maar een kleine stap.

 

In een donkere en sterren loze nacht zond hij zijn gerechtsdienaren naar het klooster met de opdracht, het in brand te steken en Doña Juana te ontvoeren.



Schreiend liepen de nonnen uit het brandende gebouw, waar ze werden opgewacht door vermomde knechten van de koning, die hen de sluier van het hoofd rukten.

 

Doña Juana was een der laatsten, die het klooster verliet. Eer ze erop verdacht was, had een grote sterke man de sluier van haar hoofd gerukt, haar voor zich op het paard gezet en was in gestrekte draf met haar de duisternis ingereden.

 

Bevangen door schrik en ontzetting viel Juana in onmacht. Ze kon dus niet weten, dat koning Pedro haar in de tien kantige toren liet brengen, maar toen ze in het koude vertrek weer bijkwam, vermoedde ze wel, wat er gebeurd was. Daar ging de deur al open en een kamermeisje bracht haar kostbare brokaten gewaden, kammen, en borstels, crèmes en geurige olie.

 

Ze zei: "U bevindt zich in de koninklijke toren, geëerde vrouw, en koning Pedro wenst u over een uur te bezoeken. Ik sta tot uw beschikking en zal uw opdrachten uitvoeren. Graag zal ik u bij het aankleden behulpzaam zijn..."

 

"O nee, nee, ik kleed me alleen aan, en zal me alleen opmaken; je zult zien dat de koning tevreden over me zal zijn," lachte Doña Juana. "Breng me alsjeblieft een schaar en laat me dan alleen!"

 

Nadat het meisje het gevraagde had gebracht en de deur achter zich had gesloten, nam Juana noch een van de prachtige brokaten gewaden, noch de geurige olie en crème. Ze nam de schaar en knipte haar prachtige blonde haar af. Ze knipte net zo lang, tot ze helemaal kaal was. Toen wierp ze het lange, afgeknipte haar uit de toren naar buiten.

 

Als glanzend gouden spinnenwebben vielen de haren op de grond of hechtten zich vast aan de torentrans en uitstekende delen, zodat de mensen verwonderd riepen:



"Kijk, een gouden toren, riepen de mensen een gouden toren!"

Ook koning Pedro, die al onderweg was, zag het zeldzame verschijnsel en kon de ontmoeting met de lang begeerde vrouw nauwelijks afwachten.

 

Maar toen hij de toren binnenging en in plaats van de goudharige schone een kale vrouw in een nederig ordekleed zag, schreeuwde hij woedend:

 

"Wat doe jij hier? Waar is Doña Juana?"

"Ik ben Doña Juana," antwoordde de lelijke vrouw met een treurig lachje. Heb je mijn haar niet gezien. Heb je ze niet uit het venster zien vallen? Zeg eens, heb je niet naar mij verlangd?"

 

"Naar je gouden haren heb ik verlangd, maar niet naar een kaalkop, duizend maal nee! Maar hiervoor zul je boeten. Ik verzeker je, dat je in deze toren de dood zult vinden," schreeuwde Pedro, terwijl hij het vertrek verliet. Hij riep de gevangenbewaarder bij zich en gaf het bevel, Doña Juana geen enkele slok water meer te geven.


Vakantiereizen naar Spanje


Activiteiten in Spanje